Agenda
jan19Begint om 10:00
Christelijke kerk Bethaniëjan22Begint om 09:00
Christelijke kerk BethaniëLaatste nieuws
Vergroot de plaats voor je tent, span het tentdoek wijder uit, zonder enige terughoudendheid. Verleng de touwen, zet de tentpinnen vast. Van onverschilligheid naar bewogenheid.Info: Hans van der Burg, tel.: 0496/ 86 15 35 of e-mail: hanmarvdburg@gmail.comLaatste preek
WAAROM AANBIDDEN WIJ GOD?
"De HERE, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen." (Mattheüs 4:10b)
HOE ZOUDEN WIJ MOETEN AANBIDDEN?
"Maar de ure komt en is nu, dat waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en in waarheid." (Johannes 4:23)
WAAROM STAAN WE BIJ HET ZINGEN?
"En de Levieten ... stonden op om de HERE, de God van Israël met zeer krachtige stem te loven" (2Kronieken 20:19)
WAAROM KLAPPEN WIJ IN DE HANDEN?
"Alle gij volkeren klapt in de handen, juicht God toe met een jubel geroep." (Psalmen 47:2)
WAAROM HEFFEN WIJ ONZE HANDEN OP?
"Heft uw handen op naar het heiligdom en prijst de HERE." (Psalmen 134:2)
WAAROM ZINGEN WIJ LIEDEREN?
"Bedrinkt u niet aan wijn, waarin bandeloosheid is, maar wordt vervuld met de Geest, en spreekt onder elkander in psalmen, lofgezangen, geestelijke liederen, en zingt en jubelt de HERE van harte." (Efeziërs 5:18,19)
WAAROM SPREKEN WIJ IN TONGEN?
"Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken," (Marcus 16:17)
"Zij raakten allen vol van heilige Geest en begonnen te spreken in vreemde talen, zoals de Geest hun ingaf." (Handelingen 2:4)
WAAROM BIDT DE HELE GEMEENTE EENPARIG VOOR SPECIALE NODEN?
"En toen dezen het hoorden, verhieven zij eenparig hun stem tot God en zeiden; Gij, Here, zijt het, die geschapen hebt de hemel, de aarde, de zee en al wat daarin is;" (Handelingen 4:24)
"laten zij zijn naam loven met reidans, Hem psalmzingen met tamboerijn en citer" (Psalmen 149:3)
WAAROM PROFETEREN WIJ?
"Maar wie profeteert, spreekt voor de mensen stichtend, vermanend (opwekkend, aansporend) en bemoedigend." (1Korinthiërs 14:3)